De diverse minizuiveringen zien er allemaal verschillend uit, maar de werkingsprincipes zijn in grote lijnen gelijk. Het gaat steeds om combinaties van fysische processen, biologische processen en chemische processen die samenwerken om het afvalwater te zuiveren.
Het begrip afvalwater en de drie genoemde processen worden hieronder kort toegelicht.
Afvalwater
In het gemiddelde Nederlandse huishouden wordt ca. 121 liter drinkwater per dag per persoon gebruikt, ongeveer 44.000 liter per persoon per jaar. Niet al het water verdwijnt weer als afvalwater, er verdampt een hoeveelheid in de keuken, een deel verdwijnt bij het drogen van de was, een deel wordt gebruikt
voor de planten in huis of in de tuin. Niet al het afvalwater ontstaat vanuit het ingebrachte drinkwater;
ook de melk, het bier en de frisdranken die we dagelijks gebruiken komen na enige tijd in de vorm van urine in het afvalwater terecht. Doorgaans wordt er toch van uit gegaan dat de hoeveelheid afvalwater overeenkomt met de hoeveelheid ingenomen drinkwater zoals dat wordt gemeten met de watermeter.
Van de 120 liter lozen we ca. 34 liter via het toilet, 51 liter via bad en douche, 22 liter via de vaat en wasmachineafvoer, 8 liter vanuit de keuken en 7 liter via de wastafels.
Het afvalwater vanuit het toilet noemt men zwart water, het overige water noemt men grijs water.
Samen is dit huishoudelijk afvalwater. Regenwater hoort hier dus NIET bij!
Veel van de vervuiling in het water kan biologisch of chemisch worden afgebroken, daarvoor is zuurstof nodig. De voor de afbraak benodigde hoeveelheid zuurstof is een maat voor de hoeveelheid vuil. De gebruikte waarden zijn: Biologisch Zuurstof Verbruik (BZV) en Chemisch Zuurstof Verbruik (CZV). Ze worden gemeten in grammen zuurstof. Daarnaast zijn de hoeveelheden stikstof (N-tot) en fosfor (P-tot) in de vorm van fosfaat van belang. Een persoon produceert per dag:
Parameter |
gram per persoon per dag |
Biologisch Zuurstof Verbruik (BZV) |
40 – 60 |
Chemisch Zuurstof Verbruik (CZV) |
90 – 150 |
Totaal Stikstof (N-tot) |
8 – 15 |
Totaal Fosfaat (P-tot) |
1 – 3 |
Fysische zuivering
De hier bedoelde fysische zuivering wordt ook wel bezinking genoemd. De zware deeltjes in afvalwater zullen naar de bodem zakken, de lichte deeltjes zullen opdrijven. Dit fysische principe wordt in de septic tank toegepast. Door de aangebrachte schotten in een septic tank wordt krachtige stroming en opwerveling van het water tegengegaan. Het afvalwater komt tot rust en de zwaartekracht kan zijn werk doen. Het weer opwervelen van al bezonken deeltjes daarmee ook voorkomen. Onderzoek heeft aangetoond dat na ca. 200 uur standtijd er geen afname meer is van de bezinkbare deeltjes, daarom is de septic tank zo ontworpen dat de standtijd ca. 10 dagen is. Met 4 of 5 bewoners loost een huishouden ca. 600 liter per dag, voor een standtijd van 10 dagen is dus een volume nodig van 6000 liter of 6 kuub (m3).
Biologische zuivering
Het water in de natuur wordt gezuiverd door de micro-organismen die in het water leven. Zij zetten de organische stof om in kooldioxide en water, daarvoor hebben ze zuurstof nodig. Dit proces wordt ook in de waterzuiveringen toegepast, er worden omstandigheden gecreëerd die de groei van de juiste micro-organismen bevorderen. Het water wordt dan ’belucht’ om de benodigde zuurstof aan te voeren voor de omzetting van de organische stof in kooldioxide en water. In dit gedeelte worden ook de stikstofverbindingen omgevormd tot nitraat. Dit nitraat wordt in een ander gedeelte van de waterzuivering door micro-organismen die van zuurstofarme omstandigheden houden, afgebroken. Daarbij ontstaat het onschuldige stikstofgas. De micro-organismen (vooral bacteriën) die het afvalwater zuiveren noemt men het zuiveringsslib of kortweg slib. Een zuiveringssysteem wordt zo ontworpen dat er een maximale interactie is tussen slib en vervuild water, daarnaast moet worden voorkomen dat met het spuiwater ook het slib verdwijnt.
Er moet wel wat slib afgevoerd worden om ruimte te bieden voor de aangroei van nieuw slib.
In sommige systemen zweven het slib los in het water en vormen ze vlokachtige structuren. In andere systemen wordt gebruik gemaakt van materiaal (b.v. kunststof of lavasteen) waarop de micro-organismen zich kunnen hechten. Na verloop van tijd sterft het slib af, een deel daarvan wordt ´opgegeten´ door andere organismen, een deel blijft achter.
Elk zuiveringssysteem produceert daarom slib dat met een zekere regelmaat verwijderd moet worden.
Chemische zuivering
Het fosfaat in het afvalwater wordt voor een klein deel opgenomen door de micro-organismen, zij hebben het nodig voor hun eigen levensprocessen (vooral in de groei). Dus wordt er via het spuislib ook fosfaat verwijderd. Het grootste deel wordt niet door de micro-organismen gebonden. Door kalk, ijzer of aluminium aan het water toe te voegen wordt calciumfosfaat, ijzerfosfaat of aluminiumfosfaat gevormd. Dit wordt in systemen toegepast die fosfaat verwijderen.
IBA I, IBA II en IBA III
IBA systemen worden wel ingedeeld in drie klassen waarbij klasse III ook nog een A en B variant heeft. De indeling is gebaseerd op het zuiverende vermogen.
Tabel 2. Eisen aan het behandelde afvalwater (effluent)
|
|
|
|
|
|
I |
II |
IIIA |
IIIB |
BZV |
250 |
60 (30) |
40 (20) |
40 (20) |
CZV |
750 |
300 (150) |
200 (100) |
200 (100) |
Zwevende stof |
70 |
60 (30) |
60 (30) |
60 (30) |
N totaal |
|
|
60 (30) |
60 (30) |
N NH |
|
|
4 (2) |
4 (2) |
P totaal |
|
|
|
6 (3) |
In de praktijk halen de systemen niet altijd deze waarden. Verkeerd gebruik, slijtage van onderdelen, slecht onderhoud, verkeerde afstellingen van de schakelingen, onder- of overbelasting, belasting met toxische stoffen kunnen de zuivering nadelig beïnvloeden.
F. Debets
G. Bril (update januari 2018)