De discussie over IBA
Hoewel het wettelijk kader al zo´n 20 jaar vast ligt is er een voortdurende discussie (geweest) over de sanering van het ongerioleerde buitengebied. Om deze discussie enigszins te doorgronden wordt hieronder met een aantal vragen het probleem geanalyseerd.
Is er een probleem?
Van de ca. 6.2 miljoen percelen waren er in de jaren ’90 nog zo’n 300.000 niet op het riool aangesloten. Omdat het volledig rioleren zeer veel geld zou kosten werd er van uitgegaan dat een deel van deze lozingen met een individueel systeem gesaneerd kon worden. In de regels werd vastgelegd dat de niet-aangesloten percelen mogen lozen mits het water wordt voorbehandeld in een voorgeschreven voorziening voor de Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA). Kortom een septic tank of een mini-zuivering.
Wie moet Wat doen?
De gemeente moet voldoen aan het zorgplicht artikel 10.33 van de Wet Milieubeheer: De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen haar grondgebied gelegen percelen. Dit komt in de praktijk neer op riolering, de gemeente moet dus rioleren. De gemeente kan ontheffing krijgen voor deze zorgplicht van de provincie, de provincie moet daarom een ontheffingenbeleid hebben. Centraal staat meestal een grensbedrag (ook wel omslagbedrag) voor de kosten per woning, ongeveer € 7.000 per woning en in kwetsbare gebieden oplopend naar €15.000. In sommige provincies kan de gemeente afzien van riolering als een IBA systeem goedkoper is dan de riolering, er wordt dan niet met een vast omslagbedrag gewerkt.
De gemeente moet dus doorrioleren tot een bepaald kostenniveau, daarboven is ontheffing mogelijk.
Voor de burger (de lozer) geldt een lozingsverbod ( volgens het Besluit lozing afvalwaterhuishoudens) en een aansluitplicht (volgens de Bouwverordening), de burger moet zorgen voor de aansluiting. In de praktijk verzorgt de gemeente vaak de aansluiting, maar het Besluit richt zich feitelijk tot de lozer. Als het riool te ver verwijderd is mag de lozer zijn afvalwater lozen via een systeem voor de Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA), hiervoor wordt uitgegaan van 40 meter afstand vanaf de perceelsgrens. In de meeste gevallen betreft het de septic tank van 6.000 liter zoals deze is beschreven in het speciale uitvoeringsbesluit “Regeling lozing afvalwater huishoudens”.
Bij lozingen op het oppervlaktewater kan de waterkwaliteitsbeheerder voor lozingen op kwetsbaar gebied nadere eisen stellen aan de lozing, deze eisen zullen leiden tot het voorschrijven van de meer complexe IBA systemen van klasse II of III. In de meeste gevallen gaat het echter om lozingen op niet-kwetsbaar gebied, de wet geeft dan geen ruimte voor een nadere eis en schrijft de septictank voor.
Bij lozingen in de bodem mag de gemeente niet zomaar een nadere eis stellen, de septictank is hier de standaard oplossing. In bijzondere gevallen kan een aanvullende eis geformuleerd worden.
Bij een bodemlozing na de septictank of na eventueel een geavanceerde IBA moet de lozing van het behandelde water met een aparte infiltratievoorziening in de bodem gebracht worden.
Het is dus duidelijk Wie iets moeten doen: de gemeenten moeten rioleren; de provincie moet ontheffingen verlenen als rioolaanleg niet doelmatig is; de waterkwaliteitsbeheerder moet in een beperkt aantal gevallen nadere eisen formuleren; de burger moet aansluiten op het riool of een IBA installeren.
Er zijn toch verschillen van mening zijn over deze Wie vraag. Sommige gemeenten nemen de ontheffing voor de zorgplicht heel letterlijk, men verwacht daar dat de burger geheel zelfstandig zal voldoen aan de eisen van de wet. Andere gemeenten zien toch een rol voor zichzelf bij de sanering van de ongezuiverde lozingen als onderdeel van de zorgplicht. Deze rol kan variëren van voorlichting en soms wat subsidie tot het volledig overnemen van de sanering, inclusief het eigendom van de systemen. Soms neemt de waterkwaliteitsbeheerder (het waterschap) vergelijkbare initiatieven, soms samen met de gemeente.
De voordelen zijn voor de hand liggend: de burgers met en zonder riool worden gelijk behandeld en door de overheidsbemoeienis is de kans op onvoldoende en niet te controleren sanering te minimaliseren. De burger weet over het algemeen niet wat de bedoeling is van de wetten en regels en voor velen is het moeilijk te begrijpen waarom de overheid wel ´zorgt´ voor de rioolaansluitingen en niet voor de andere methoden van afvalwaterbeheer (dat ook bij de rioolaansluiting de aansluitplicht bij de burger ligt en niet bij de gemeente, vergeet men vaak). Deze verbrede aanpak kan leiden tot het afzien van de ontheffingsprocedure, de gemeente voert de sanering immers uit binnen de zorgplicht. Art 10.33 Wet milieubeheer biedt deze ruimte.
Wat moet er gebeuren?
Het tweede deel van de vraag Wie moet Wat doen leidt ook steeds tot verwarring.
Wat er moet gebeuren is duidelijk: rioleren tot aan de provinciale ontheffingengrens en aansluiten op het riool daar waar het riool niet te ver verwijderd is. De ontheffingengrens van het provinciaal beleid is meestal heel duidelijk en de afstanden voor wel of niet aansluiten zijn nauwkeurig beschreven in het Besluit lozing afvalwater huishoudens. Alle lozingen die vervolgens overblijven moeten voorzien worden van een voorziening voor de individuele behandeling van afvalwater. In de meeste gevallen is dat de 6.000 liter septic tank en in een beperkt aantal gevallen van lozing op het oppervlakte water mag de waterkwaliteitsbeheerder een nadere eis stellen. Deze nadere eis kan leiden tot een beter renderend IBA systeem. Er zijn veel verschillende IBA systemen met allerlei mooie namen maar ze kunnen eenvoudig worden ingedeeld in vier klassen: I, II, IIIa en IIIb.
Klasse I is de septictank met een laag verwijderingsrendement; klasse III heeft een hoog zuiveringsrendement. De systemen kunnen worden gecertificeerd door Kiwa na een streng en nauwkeurig beschreven onderzoek volgens een Beoordelingsrichtlijn (BRL). Een Kiwa gecertificeerde klasse aanduiding geeft aan dat het systeem getest en goedbevonden is en ook onder moeilijke omstandigheden de voorgeschreven rendementen kan halen en een technische levensduur heeft van 20 jaar. Inmiddels is voor de septictank en de IBA compact systemen een Europese richtlijn van kracht, de EN 12566-1 en 12566-3. Het Kiwa certificaat heeft daarmee zijn betekenis grotendeels verloren.
Wat er moet gebeuren is duidelijk.
Maar….
Er zijn gemeenten die veel verder zijn gegaan met rioleren dan het ontheffingenbeleid eiste: er was geld gereserveerd; er was subsidie; de waterzuiveraar wou de overcapaciteit van de zuivering graag benutten; men vreesde de komst van de onbekende IBA systemen. Allerlei overwegingen hebben geleid tot door-rioleren tot boven de ontheffingsgrens, vaak met behulp van geld van de waterkwaliteitsbeheerder.
Andere gemeenten vonden de hoogte van het grensbedrag van het ontheffingenbeleid te hoog, men had liever éérder willen stoppen met de aanleg.
Soms zijn er gemeenten, provincies en/of waterkwaliteitsbeheerders die het niet eens zijn geworden over de voorgeschreven septic tank van 6.000 liter. Zij stellen dat het milieurendement van deze septic tanks zo laag is dat men liever wat extra geld investeerde om de plaatsing van de hoog renderende IBA klasse II of III systemen mogelijk te maken.
Tegelijkertijd zijn er overheden geweest die precies andersom redeneerden: ´de 6.000 liter septic tank heeft zo´n laag rendement, dan kunnen we net zo goed niets doen of een minimum voorziening toevoegen aan de veelal bestaande kleine septic tank´. Daarin speelt het inzicht dat de individuele lozing in het buitengebied zo´n kleine bijdrage levert aan de milieuproblemen in het buitengebied en dat de zelfreinigende capaciteit van de buitengebied natuur zo enorm is, dat alleen een sobere aanpak doelmatig is.
In veel provincies is het ontheffingsbeleid verlopen en is er geen nieuw beleid ontwikkeld.
In de interactie tussen gemeente, waterschap en provincie is zo een doolhof aan uitvoeringsopties ontstaan.
Wie betaalt wat?
Ook over wat de burger in rekening mag worden gebracht, is er geen uniform beleid. In sommige gemeenten wordt het riool gratis aangelegd, soms wordt een forse baatbelasting geheven tot 3-tot-4.000 Euro per perceel, exclusief de aansluitkosten.
Zijn de systemen wel goed genoeg?
De certificering en attestering door Kiwa was erg streng. De gestelde eisen waren niet eenvoudig door de IBA-systemen te halen. Maar in de praktijk ging en gaat er veel mis met de aanleg, de opstart of het onderhoud, een zorgvuldige uitvoering is zeer belangrijk. Het lozingsgedrag van de burger is ook erg belangrijk, verkeerd gebruik leidt al snel tot problemen en goed onderhoud blijft noodzakelijk. Veel van de eerste systemen blijken zo slecht te functioneren dat er een herstel of re-fitting nodig is geweest. Enkele bedrijven zijn actief met deze manier van het aanpassen en verbeteren van en bestaand IBA-systeem.
Waar staan we nu?
De afgesproken volledige sanering voor januari 2005 is niet gelukt.
De gemeenten wachtten de afgelopen jaren soms met het ontwikkelen van hun beleid op het provinciaal beleid; de provincies wachtten op draagvlak bij de gemeenten en op overeenstemming met waterkwaliteitsbeheerders; samen wachtte men op inzicht in de financiële mogelijkheden; op veranderingen in de wet; wellicht ook op tekenen van uitstelmogelijkheden.
De sanering van de laatste ongerioleerde percelen zal nog tot na 2020 voortduren. De komende jaren zullen de eerste systemen vervangen moeten worden, kiest men dan weer voor IBA? Een aantal systemen werkt niet goed, het valt te bezien of de niet-functionerende met verbeterd onderhoud of na re-fitting wel goed gaan functioneren. Voortschrijdend inzicht, verbetering van de techniek en de erkenning dat de communale systemen (riool met RWZI) ook niet altijd ideaal of gewoon duurder zijn, zullen bepalend zijn voor de verdere ontwikkeling van Individuele Behandeling van Afvalwater.
F. Debets (2012) & G. Bril (update december 2018)